Deel 1

Deel 1

Maandag 25 september 1944 deel 1 

De Duitsers hadden hun stellingen opgeschoven. 's-Avonds tevoren waren ze van het dorpsplein weggetrokken, maar ze hielden de Rode Kruispost in het café "Den Dolvert' gevestigd. Daar bevonden zich een dokter en twee verplegers, in de tuinkamer lag een gewonde soldaat. De voormalige brouwerij  van v. Sleeuwen bleek ook veel Duitsers te kunnen bergen, de togen van de kelders stonden hun bijzonder goed aan. Ze gaven er de voorkeur aan zoveel mogelijk binnenshuis te blijven, want ze hadden meer ervaring met dreigend luchtgevaar dan de argeloze bevolking.

Intussen deed hoog en laag zich tegoed aan wat ze in de verlaten woningen vonden. Alles was van hun gading. Zelf brachten ze niets mee, behalve ongedierte. Bij de Kildonkseweg op Beugt hoorde men druk schieten. Daar waren honderd soldaten en er was ook een commandopost. Ook waren er verschillende gewonden. Het doel van de vijand was natuurlijk Veghel. De weg daarheen hadden ze op zaterdag reeds verkend. Enkelen waren diezelfde namiddag reeds gevorderd tot de oprijlaan van het huis 'Zwanenburg". Zondagnamiddag gingen ze over het brugje van de Beeksloot en ’s-avonds werd op het grondgebied van Veghel stevig gevochten. Na die serieuze kennismaking verwijderden beide partijen zich van elkander en daalden de Duitsers in de Beeksloot af en verspreidden zich met honderden heel omzichtig aan de overzijde van de kronkelende waterloop. 

Maar ze zochten het liefst dekking in de veilige huizen en stelden in de kamers hun mitrailleurs op. Want ze waren bang voor de Amerikanen, die zich daar op de ijsbaan bevonden en direct schoten zodra de vijand zich maar liet zien. Bij Bram Buijs kwamen in de loop van de morgen twee Duitse soldaten op de boerderijen vroegen om eten. Zijn vrouw Jet bediende hen. Ze hadden kennelijk al enige dagen niets te eten gehad, want ze verorberden een flinke maaltijd. Toen zij hun buik vol hadden, bedankten zij en vertrokken weer. Het waren twee soldaten van de Wehrmacht en ongeveer vijfendertig jaar oud.

Ze zagen er nog behoorlijk uit en waren goed geschoren. Nog steeds kwamen en gingen Duitse soldaten en op een aantal plaatsen brachten ze artilleriegeschut in stelling. Er was veel Duits militairverkeer. Op een gegeven ogenblik liep C.M. van der Lee in de Torenstraat en wilde eens kijken hoe het er in Dinther bijstond toen hij een Duitse parachutist tegenkwam. Hij was zwaar bewapend, had een lange band met kogels om zijn nek hangen en in zijn hand had hij een machinepistool. Hij groette en bleef staan. Het was een jonge knaap, zo ongeveer twintig jaar oud. Hij vroeg of hier ergens Amerikanen waren. Het antwoord was: "Nee". Hij kwam uit Den Dungen en was op verkenning. Hij had in Normandië gevochten en was slechts een paar weken in Nederland. Van der Lee vroeg hem: "Wat ben je allemaal van plan met die munitie?", waarop hij antwoordde: "Ich habe 150 Patronen, 149 für die Amerikaner und die letzte für mich. Hierna draaide hij zich om, riep "Auf Wiedersehen" en liep weer richting de kerk. Veel mensen vreesden het ergste en vertrokken bepakt en gezakt, sommigen met kinderwagens vol, richting Loosbroek.